KORENMOLEN DE LELIE PUTTERSHOEK
Van graan tot meel: de werking van een korenmolen
Elke molen in Nederland en daarbuiten heeft een functie, bijvoorbeeld het opmalen van water, het slaan van olie en natuurlijk het malen van graan. Een molen die gebouwd is voor de graanverwerking noemen we met een mooi woord een korenmolen. Van de 1200 resterende molens in Nederland vervullen er maar liefst 721 molens de taak van korenmolen, meer dan de helft dus!
Maar hoe werkt zo'n oeroude machine nu eigenlijk?
Een korenmolen zoals De Lelie heeft 4 lagen: de maalvloer, de steenzolder, de luizolder en de kapzolder. De benaming van een zolder geeft vaak al aan wat er precies plaats vindt of wat de functie is: op de maalvloer wordt het meel opgevangen, op de steenzolder liggen de maalstenen, op de luizolder bevindt zich het luiwerk en op de kapzolder, u raadt het al, vinden we de kap van de molen.
De kapzolder
Op de kapzolder is het een schouwspel van draaiende wielen en zware houten balken. Je zou er een boek over kunnen schrijven, maar het beste is toch om het een keertje zelf te aanschouwen. In de kap vinden we de zware bovenas. Aan de ene kant van de bovenas zit het wiekenkruis en ongeveer in het midden vinden we het zware bovenwiel. Het bovenwiel zorgt ervoor dat de draaiende beweging wordt overgebracht op de koningsspil. Zodoende kunnen we twee zolders lager, op de steenzolder, de maalstenen aan het draaien brengen.
De luizolder
Een zolder onder de kapzolder vinden we de luizolder. De luizolder dankt zijn naam aan het zgn. luiwerk, een hijsmechanisme op windkracht om de zakken graan naar de steenzolder te hijsen. Later, rond 1870, werden deze zolders bij veel korenmolens voorzien van kleine silo's om zodoende de productie te kunnen vergroten.
De steenzolder
Op de steenzolder vindt het daadwerkelijke maalproces plaats. Op deze zolder lagen voorheen drie paar maalstenen die elk hun eigen doen hadden. Eén steen voor bakkersmeel, één voor het grove veevoer en één voor het fijnere veevoer. Momenteel ligt er nog één paar stenen op de steenzolder.
Een 'koppel' maalstenen bestaat uit twee stenen, de loper en de ligger. De ligger ligt stil op de grond, de loper draait daar overheen. Tussen de twee stenen wordt het graan fijngemalen tot volkorenmeel. Om een goede kwaliteit meel te kunnen produceren kunnen we de afstand tussen de stenen tijdens het malen regelen. D.m.v. de 'licht', een touw bij de maalbak, kunnen we de loper op en neer bewegen. Zodoende kunnen we zeer grof (bijv. maïs), grof (bijv. rogge) of fijn (bijv. tarwe) malen.
Elke machine slijt, zo ook een maalsteen. Elke maalsteen is voorzien van een bepaald 'slootjespatroon', het scherpsel. Het scherpsel bestaat uit kerven (de 'dijkjes') en de uitslagen (de 'slootjes'). Tijdens het malen slijten de kerven heel langzaam af, de uitslagen worden dus naar mate er gemalen wordt ondieper. Naarmate de tijd vodert gaat de steen slechter malen, hij kan immers zijn graan minder goed verwerken. De steen is bot. Door middel van een steenkraan wordt dan de loper van de ligger getild, waarna de uitslagen d.m.v. een 'bilhamer' weer dieper gehakt worden. Na een 'scherpbeurt' kan de steen er weer even tegenaan.
De maalvloer
Op de maalvloer wordt het gemalen meel opgezakt in balen van 80 kilo, een 'mud'. Tegenwoordig wordt het meel niet meer in 'muddes' opgezakt, maar in kleinere hoeveelheden van 25 tot 50 kilo. Tevens vinden we op de maalvloer de plaats waar de molenaar zich tijdens het malen bevindt, namelijk aan de maalbak. Hier wordt het meel gecontroleerd op de juiste fijnheid en kan desgewenst de afstand tussen de stenen worden geregeld.
Naast de maalstenen en het luiwerk kwamen er ook nog meer werktuigen in korenmolens voor, zoals:
-
Een buil voor het uitzeven van volkorenmeel
-
Een koekenbreker voor het breken van lijnkoeken voor het veevoer
-
Een mengketel voor het mengen van diverse soorten meel tot veevoer
-
Een graanpletter voor het pletten van o.a. haver en tarwe
-
Een elevator of jacobsladder voor het snelle transport van losgestort maalgoed
De Lelie is in het begin ook nog uitgerust geweest met een zgn. pelsteen. Met een pelsteen kon de harde schil van de gerstkorrel eraf gepeld worden, zodat deze geschikt werd voor consumptie of verdere verwerking. Omdat de steen vanwege zijn functie niet voorzien kon worden van ijzeren banden, zijn er in de afgelopen eeuwen veel pelstenen tijdens het pellen kapotgesprongen. Een pelsteen ligt daarom altijd onder de vloer tussen stevige vloerbinten.
Het onderstaande filmpje geeft een beeld van de molen in bedrijf: